Mijn leven voor en na de rand van de dood

Soms weet je het pas zeker als je terugkomt.
Dat je echt weg bent geweest.
Drie dagen.
Zolang was ik er niet. Niet echt.
Mijn lijf lag daar, ja. In dat ziekenhuisbed.
Ademend. Hartslag. Apparaten.
Maar ik?
Ik zweefde ergens tussen hier en daar.
Tussen leven en dood.
Tussen vastklampen en loslaten.
En het ergste?
Ik had geen keuze.

Ik kwam terug.
Dat moet ik wel, want je leest dit nu.
Maar ik kwam anders terug.
Alsof ik door een deur ben gegaan die niet meer dicht kan.
Mijn lichaam…
is niet meer het lichaam van vóór die dagen.
Het kraakt. Het hapert. Het protesteert.
Mijn hart is beschadigd.
Niet symbolisch – nee, echt.
Hartfalen.
En alsof dat niet genoeg is, was daar ook het verdict:
Sjögren.
Een ziekte die klinkt als iets uit een Scandinavisch sprookje,
maar in werkelijkheid voelt als langzaam uitdrogen – van binnenuit.
Ogen, slijmvliezen, gewrichten, zenuwen, energie. Alles.
En dan de polyneuropathie.
Alsof je zenuwen een slechte internetverbinding hebben.
Steeds onderbroken.
Pijn waar geen wond zit.
Gevoelens die niet meer kloppen bij wat er is.
Alsof je voeten fluisteren: “We zijn hier wel, maar we vertrouwen het niet meer.”

PTSS.
Die was er al.
Als een schaduw.
Gevoed door een verleden vol pesterijen, wantrouwen, verloren vertrouwen.
Maar na die drie dagen… werd het anders.
Die schaduw werd dieper. Steviger.
Want nu wist ik écht wat het is om te verliezen.
Om jezelf kwijt te raken.
Om niet te weten of je ooit nog wakker wordt als jezelf.
En weet je wat niemand je vertelt over terugkomen uit “bijna dood”?
Dat de wereld gewoon doorgaat.
Alsof jij niet op pauze stond.
Alsof je niet even zweefde.
Alsof je geen afscheid nam van je oude leven.
Ik moest álles opnieuw leren.
Niet alleen fysiek.
Maar ook:
Hoe hou je je vast aan wie je was, als je haar niet meer herkent?
Ik moest leren:
- Om rust te nemen, zelfs als ik ongeduldig ben.
- Om hulp te vragen, zelfs als ik liever verdwijn.
- Om mijn lichaam te lezen als een boek dat ik nooit wilde openen.
En dat lukt me… niet altijd.
Soms word ik boos. Verdrietig.
Soms voel ik me een schim van de vrouw die ik was.
Maar soms… voel ik ook kracht.
Want ik ben teruggekomen.
En ik leef nog.
Met schade. Met barsten. Maar ik lééf.

En wat dan?
Dan probeer je wat te bouwen.
Iets kleins.
Een blog.
Een stukje puzzelboek.
Een kruidenkalender.
Een thee.
Een glimlach van Bella.
Een kopje appel-kaneelgeur in de lucht.
Sky op de rugleuning. Jaimy die snuffelt. Gizmo die kijkt: “Ben je er nog?”
En ik ben er nog.
En ik schrijf.
Niet als een slachtoffer.
Niet als een overlever.
Maar als iemand die het verhaal van haar storm op papier zet.
Voor mezelf.
Voor wie het leest.
Voor wie nog in zijn of haar eigen storm zit.
Dit ben ik.
Sandra.
Niet meer wie ik was.
Maar ook nog niet wie ik word.
Ik hang ergens tussenin.
Tussen pijn en hoop.
Tussen weten en zoeken.
Tussen leven en écht leven.
Maar ik ben hier.
En ik schrijf.

Wat betekenen deze diagnoses eigenlijk?
Hartfalen betekent dat het hart niet meer goed pompt. Dat kan zorgen voor vermoeidheid, kortademigheid, vocht vasthouden en in mijn geval: een lijf dat constant op de rem trapt terwijl mijn hoofd op het gas staat.
Sjögren is een auto-immuunziekte waarbij je lichaam je eigen klieren aanvalt. Het droogt letterlijk je slijmvliezen uit, maar het doet zoveel meer dan dat: gewrichten, organen, zenuwen… niets is echt veilig.
Polyneuropathie is schade aan meerdere zenuwen tegelijk. Je voelt tintelingen, brandende pijn, gevoelloosheid of juist overgevoeligheid – zonder duidelijke oorzaak. Alsof je lichaam het verkeerde signaal blijft geven.
PTSS (Post Traumatische Stress Stoornis) is het gevolg van langdurige of intense psychische stress. Bij mij is het ontstaan door jarenlange pesterijen, onveiligheid, medische trauma’s. Het zorgt voor herbelevingen, onrust, paniek, vermijding en een continue staat van waakzaamheid.
Dankjewel dat je de tijd hebt genomen om dit te lezen. Begrip begint bij delen. En soms is dat precies waar genezing ook begint.
