de waarheid over een simpele fietstocht
Vandaag deed ik iets wat voor anderen misschien simpel lijkt: ik probeerde te fietsen. Gewoon, naar buiten, frisse lucht, voeten op de trappers, wind in m’n gezicht.
Maar voor mij… was het oorlog. Niet eentje met kogels of granaten, maar met spieren die protesteerden, gewrichten die het opgaven, en een hart dat riep: “Ik wil wel, maar ik kan niet meer.”
Ik kwam de fiets niet eens op. Want ja, je moet toch ergens op kunnen steunen. En op één been staan? Vergeet het maar. Dat is nu net iets wat mijn lijf niet meer kan.
Gelukkig kreeg ik wat hulp. En toen zat ik erop. Half slingerend, half vloekend, vooruit. Maar het voelde alsof ik opnieuw moest leren fietsen – alsof ik een kind van vijf was dat voor het eerst zonder zijwieltjes ging.
En toen kwam Luka. Ineens. Vanuit het niets, als een wervelwind uit de hoek van het leven. Ik schrok me rot en verloor bijna m’n evenwicht. Nog nét niet gevallen, maar de boodschap was duidelijk: ik moest afstappen.
Daarna probeerde ik het opnieuw. Maar nee… ik kwam er niet meer op. Lichaam weigerde. Fiets werd een berg. Mijn adem werd kort. Mijn wilskracht zwaar.
Ik kon wel janken. Echt. Zo’n diepe frustratie die je van binnenuit opvreet. Die je doet twijfelen aan alles. Maar nee. Ik laat dat janken wel aan anderen over. Niet omdat ik niet wil, maar omdat ik geleerd heb: de wereld draait niet langzamer voor tranen.
Maar dan, tussen al dat vechten door… herinner ik me iets. Ik ben er nog. Ik leef. Ik bén op die fiets gestapt. Ik heb het geprobeerd. En ik probeer het morgen gewoon weer.
Misschien lijk ik wel een klein kind dat opnieuw moet leren fietsen. Maar weet je? Dat kind gaf nooit op. En ik dus ook niet.
Dus dit is mijn ode aan iedereen die strijdt met dingen die niemand ziet. Aan iedereen die dapper genoeg is om kleine dingen te proberen, zelfs als ze voelen als bergen.
We trappen niet altijd ver, we komen er niet altijd op… maar we proberen het wel. En dat is dapper genoeg.
– Sankyra
